Roots Reggae
Junior Byles
Kerrie Byles Jr werd geboren in het Jubilee
Hospital in Kingston in 1948 en groeide op in het Jonestown ghetto, waar zijn
vader als monteur werkte en zijn moeder als onderwijzeres. Zijn eerste beroep
was dan ook monteur. Zijn familie waren gehoorzame religieuze mensen en het
begin van zijn muzikale opleiding begon dan ook met het zingen in de kerk. Hij
luisterde naar namen zoals Jackie Edwards, Slim Smith, Stranger Cole, The
Maytals en The Wailers. Gedurende deze tijd bracht hij ook zijn eerste
plaatje ‘Emergency Ward’ met de
artiestennaam ‘Chubby and The Honeysuckers’ uit in de UK op het Rio label.
Later noemde hij zichzelf ook wel King Chubby. In 1967 vormde hij het vocale
trio De Versatiles samen met de Indiase Dudley Earl en Ben "Louis"
Davis (later ook een lid van The Morwells), daarnaast werkte hij als brandweerman.
Ze produceerden in eerste instantie voor Mrs. Barnett die op zijn minst vier
tracks met ze opnam en uitbracht op het Pama’s Crab label. ‘Children Get
Ready/’Someone To Love’ werden voor het eerst uitgebracht op het Delltone label in 1968 in voor die
tijd in een nieuwe reggae-stijl. In het volgende jaar kwam ‘Spread Your
Bed/’Worries A Yard’ uit een rude reggae nummer. De Versatiles waren een van de
zovele kleine vocale reggaegroepen zoals: The Leaders, The Mellotones en
The Creations die werkten met Joe Gibbs in de begin jaren van de reggae.
Lee "Scratch" Perry, werkzaam als
chief engineer bij Joe Gibbs in zijn studio, deed de scouting naar talent voor
Gibbs op zijn nieuwe sub-label van Trojan, Amalgamated. Al het materiaal van de
Versatiles tot 1969/1970 kwam alleen uit op dit exclusieve label van Joe Gibbs.
Perry ontdekte de groep terwijl ze auditie deden in 1967 voor het songfestival
met ‘The Time Has Come’. Deze track en ‘Just Can Win’ en ‘Trust The Book’
werden dan ook onder de supervisie van Perry opgenomen met de muzikale back-up
van Lynn Tait & The Jets. Perry verbond de groep aan het label, maar
verliet Gibbs kort daarna. De Versatiles bleven nog twee jaar bij Gibbs (‘Push
It In’ en ‘Warika Hills’). Ze gingen vervolgens naar Duke Reid 's Treasure Isle
label en deden ook andere opnamen bij andere producenten, zoals bij Laurel
Aitken (‘Pick My Pocket’). De groep werd opgesplitst in 1970, met Byles nog werkzaam als
brandweerman, maar blijft ook solo opnemen voor Perry (soms ook met de andere
oud-Versatiles leden in harmoy). De groep werd daarna geproduceerd door Willy
Williams op zijn Halifax label. De groep liet nog een keer goed van zich horen 1974
wanneer zij ‘Stepping Razor’ voor Perry opnamen. Het nummer was geschreven door
Joe Higgs, maar wellicht kennnen jullie het nummer het beste van Peter Tosh
zijn uitvoering.
Perry zijn samenwerking met Bob Marley kwam
ten einde en Perry ging op zoek naar een singer-songwriter om die leegte op te
vullen en kwam bij Byles uit. Met Perry had Byles hadden een kleine hit met ‘What's The World Coming To’/‘Live
as One’, uitgegeven onder de naam King Chubby. Het nummer is in de UK
uitgebracht met strings en achtergrond vocalen op Pama Supreme label. Daarna
bracht hij ‘Got The Tip’ uit in de UK op het Punch label van Pama. Het nummer
is gewoon verhaal van een dag bij de races, maar dat The Wailers op de
achtergrond meezingen maakt de track zeker speciaal.
De komende vijf jaar zou de samenwerking
resulteren in een aantal voor Perry meest sterk beschouwde werkstukken. Met
Byles zijn Rastafari overtuigingen duidelijk hoorbaar in ‘Beat Down Babylon’
(samen geschreven met zijn vriend Harold Meikle
en met
The Now Generation Band), ‘King Of Babylon’ en een pleidooi voor terugkeer naar
Afrika ‘Place Called Africa’. Ook kwam rond die tijd het wat minder bekende
‘Informer Man’ uit met de subtitel ‘Babylon Chapter 9’ met de DJ Jah T in
combinatie met de ‘Beat Down Babylon’ ritme. Dit paste ook precies in het
straatje van Perry die ook een grote hang naar het Rastafari had. Het nummer
kwam van dezelfde sessie die Bunny Wailer's fenomenale hit ‘Dreamland’ bracht.
‘Rub Up Festival’ werd Byles zijn inzending voor het songfestival in 1971, maar
het lied met suggestieve teksten leidde tot diskwalificatie na het bereiken van
de laatste acht. Het volgende jaar deed ‘Festival Da Da’ het beter, en werd
runner-up. In 1972 begon Byles zelf te produceren en zette het Love Power label
op en bracht de single ‘Black Crisis’ uit.
Byles was ook een van de vele reggae
muzikanten (Clancy Eccles, Max Romeo) die ondersteuning gaf aan Michael Manley
bij de algemene verkiezingen in 1972. Hij nam daarvoor de singles ‘Joshua
Desire’ en ‘Pharao Hiding’ op (“Joshua” met betrekking tot Manley en
"Pharao" met betrekking tot de heersende Jamaican Labour Party leider
Hugh Shearer). Manley werd verkozen, maar verbeteringen voor Jamaica's armen
waren niet meteen duidelijk. Byles die een van de vele kunstenaars was die
Manley hadden gesteund uiten nu protest, met oa het uitgeven van de
vernietigende ‘When Will Beter Come?’. De track is een versie van Delroy
Wilson’s ‘Better Must Come’ opgenomen door Perry en uitgebracht op het Kaya
Label. Aan het einde van 1972 had Byles zijn grootste hit tot op heden, met een
cover versie van Peggy Lee’s single ‘Fever’, met een dubby ritme geproduceerd
door Perry. Later is de track door Perry nog gebruikt voor King Medious (Milton
Henry) ‘This World’, Jah Lloyd ‘Hay Fever’ en Susan Cadogan’s ‘Fever’. In
november 1972 kwam de release van Byles debuutalbum Beat Down Babylon, die samen met een
reeks singles, Byles als een belangrijke kracht in Jamaica maakte. Hij kwam ook
onder belangstelling van het publiek in het Verenigd Koninkrijk, waar ‘Curley
Locks’ (een black ark productie) bijzonder succesvol was. Het nummer is zijn
grootste hit en met 250.000 kopieën een van de bestsellers onder de
reggaeplaten. Daarna kwam ‘The Long Way’ een van mijn favorieten uit. Een van
zijn beste opnamen met Perry met een intense rauwe energie. Ook de toenmalige vrouw
van Perry, Pauline Morrison bracht destijds een single uit genaamd ‘Education
Rock’. Het is een beetje in de stijl van ‘Auntie Lulu’. Een klassieker uit deze
tijd is zeker ‘Rasta No Pick Pocket’ waarbij de valse dread wordt bekritiseerd.
Byles brak met Perry in het midden van de
jaren ‘70. Byles maakte drie opname met duetten met Rupert Reid voor het Dudley
Swaby en Leroy Hollett, Ja Man label samen met ‘Chant Down Babylon’ and ‘Pitchy
Patchy’. Daarnaast ‘False Leader’ geproduceerd door Desmond Minott voor Micron,
evenals een opname voor Lloyd Campbell ‘Bury-O–Boy’ op het Thing label en
voor Pete Weston covers van ‘Is Not Too Proud To Beg’ en het Folkes Brothers
‘Oh Carolina’. Later natuurlijk ook weer gecoverd door Shaggy. Samen met Perry
bracht Pete ook nog ‘Lorna Babana’ uit. Larry Lawrence’s Ethnic label bracht
het ‘Mumbling and Grumbling’ uit. Door sommigen als zijn grootste werk
beschouwd ‘Fade Away’, een earley rockers tune, werd opgenomen in 1975 voor
producent Joseph Hoo Kim (Channel One). Het was een enorme hit in Jamaica en
werd ook een groot succes in het Verenigd Koninkrijk. Het nummer werd vijf jaar
later door Adrian Sherwood 's New Age Steppers groep gecoverd. Het is ook op de
soundtrack voor de film Rockers. Het was ook rond deze tijd dat hij een versie
van het nummer ‘I Know’ van Barbara George voor Watty Burnett (later bij de
Congo’s) opnam. Het nummer is opgenomen in de Black Ark en uitgebracht op
Watty’s eigen label Top Secret en in de UK op het Sir Jessus label. Hij bracht
ook een tweede album Jordan in 1976 uit, geproduceerd door Pete Weston.
Het is een sterke plaat alleen waarschijnlijk iets te over geproduceerd. De
titel track ‘Jordan’ is een nieuwe opname van ‘Pitchy Patchy’ alleen wordr hier
veel aan toegevoegd. Sommige tracks worden ook wel beter dan de originele singles.
Oordeel zelf, zou ik zo zeggen.
In 1975, begon Byles zijn gezondheid te dalen. Hij begon te lijden
aan depressies en was diep
getroffen door het overlijden van Haile Selassie. Dit was niet te rijmen met
zijn geloof in de goddelijkheid Selassie, en poging tot zelfmoord volgde. Hij
werd toegelaten tot Bellevue Hospital, nadat zijn gezondheid verder achteruit
bleef gaan. Uit de verhalen bezorgde hij verschillende producers
hart-verzakkingen toen hij plotseling opdook vragend om geld en strooiend met
grote witte bonen naar hun voeten. Maar hij bleef opnemen: een bewerking van
‘King Of Babylon’ voor Winston Holness en Campbell en opnieuw samen met
Campbell het opnemen van een cover van The Archies ‘Sugar Sugar’ met Big Youth.
Ook uit deze tijd misschien wel Junior’s raarste nummer ‘Weeping’ geproduceerd
door Lloyd F. Campbell. Het heeft voor meerdere uitlegbare teksten en ze worden
gezongen met zijn meest passionele stem.
In 1976 nam hij nog voor het team Swaby en Hollet ‘Know Where
You’re Going’ op als Ja Man productie maar tegen het einde van 1976 was hij
bijna verdwenen uit de muziek-scene. Hij deed in 1978 nog comeback poging met
de opname van twee singles voor Joe Gibbs. Het was duidelijk dat hij nog niet
goed was en het zou pas tot 1982 duren voordat hij weer naar voren kwam met een
samenwerking met het New Yorkse label Wackie's. Vooruitgang met een nieuw
gepland album verliep traag. Byles werd ook nog getroffen door een drama toen
zijn moeder stierf en hij verloor zijn huis in een brand. Zijn vrouw en
kinderen emigreerde ook naar de
Verenigde Staten en afgezien van een paar singles
Deze opnamen waren al gestart in 1982 met Maurice ‘Blacka’ Wellington (Morwells). De plaat bevat 6 tracks, waarbij je kunt afvragen waarom er niet 4 nummers extra op konden. Een aantal dubs zou de plaat niet misstaan. Voor de rest is het een degelijke Nighthawk productie (een Amerikaans label). Het is opgenomen in de Harry J studio en een Niney! Productie een had drie nieuwe tracks. Het album bracht echter niet de langverwachte opleving in Byles zijn carriere en het volgende jaar, leefde hij op straat, zoekend naar levensmiddelen in dumpsters en bedelend bij passanten en lijdend aan een marihuana-verslaving. Byles leefde af en toe weer op, met de opname ‘Young Girl’ voor Holness in 1989 en ‘Little Fleego’ drie jaar later. Hij speelde een paar live shows met Earl "Chinna" Smith in 1997 en 1998. Hij heeft bijgedragen aan het Medicine I compilatie-album in 2000 en keerde terug naar live optreden in 2004 in Jamaica met positieve recensies. Dit leidde tot een slecht geadviseerde korte tour door het Verenigd Koninkrijk, waar zijn achteruitgang al te duidelijk werd op het podium. Echter met zijn erfenis met de opnames uit de jaren ‘70 behoud hij zijn status als een van grootste roots reggae talenten. De man met de stem die pijn doet, heeft zijn plek in de Jamaicaanse reggae geschiedenis zeker verdient en is misschien wel iets te miskent. Zijn teksten zijn vaak geniaal en vaak voorzien van metaphoren. Jammer dat zijn albums niet die kwaliteit bevatten die je wilt horen. Het beste kan je hem dus beluisteren door de originele singles te draaien, maar voor degene die dat niet is weggelegd: When Will Beter Come.
Luisterfragment: Fade Away, Long Way, Beat Down Babylon en Weeping.
Albums en Compilaties
Beat Down Babylon |
Dynamic, Trojan, Atlantic
|
1972 |
Beat Down Babylon: The Upsetter Years |
Trojan |
1987 |
Curly Locks: Best of Junior Byles and
The Upsetters 1970-76 |
Heartbeat |
1997 |
Jordan |
Micron, Heartbeat |
1976, 1988 |
Rasta No Pickpocket |
Nighthawk |
1986 |
When Will Better Come 1972-76 |
Trojan |
1988 |
129 Beat Street Ja-Man Special 1975-1978 |
Blood & Fire |
1999 |
Singles
Whats The World Coming To (as King
Chubby) |
Pama/Supreme |
1970 |
Live As One | Pama/Supreme | 1970
|
|
|
|
Da Da | Upsetter, Panter Wizzdom | 1971 |
Beat Down Babylon
|
Upsetter |
1971 |
Got the Tip (B kantje) | Punch | 1971
|
A Place Called Africa |
Upsetter Orchid |
1971
|
Pharaoh Hiding | Upsetter, Panter Wizzdom, Dynamic | 1972 |
King Of Babylon |
Randy's |
1972 |
Fever |
|
1972
|
informer Men | Upsetter |
|
Our Mistake | Love Power | 1972 |
|
Love Power | 1973 |
Cutting Razor | 1973 | |
Break up to make up
|
Count Shelly ,
|
1973 |
Mumbling & Grumbling |
Upsetters, Ethnic, Black Art (geen re)
|
|
Curley Locks/Now Generation |
Dip,
|
1974 |
Dreader Locks (& Lee Perry) |
Dip,
|
1974 |
Curley Locks |
Magnet |
1974 |
Gwane Joshua Gwane |
Jaguar |
1974 |
Auntie Lulu |
Upsetter |
1974 |
Long Way | Clocktower,Orchid, Black Art
|
1975
|
Lorna Banana | Avange, Pressure Sound | 1975
|
Bury O Boy |
Ethnic Fight |
1975 |
Know Where You Going |
Top Studio |
1975 |
Chant Down Babylon ( & Rupert Reid) |
Black Wax |
1976 |
Pitchy Patchy
|
Black Wax
|
1976
|
Remember Me
|
Ja-Man
|
1976 |
Fade Away |
Eagle |
1976 |
Oh Carolina |
Grounation |
1976 |
Run Run |
Observer |
1976 |
Heart And Soul |
Errol T |
1976 |
Can You Feel It? |
Thing |
1976 |
Weeping
|
The Thing
|
1977
|
Better Be Careful |
Carib Gems |
1982 |